In een procedure bij het Hof Den Haag twistten twee kinderen (die ik kind 1 en kind 2 zal noemen) over de vraag of hun moeder voorafgaand aan haar overlijden al dan niet een bedrag van € 643.497,- aan één van hen heeft geschonken. Op 14 juli 2015 heeft het Hof Den Haag in deze zaak uitspraak gedaan.
Situatie
Één van de kernpunten van het geschil was dus of de erflaatster aan kind 1 een schenking heeft gedaan van € 643.497,-. Dit kind was mantelzorger van zijn moeder en had een een volmacht om te kunnen beschikken over de rekening van erflaatster bij een bank in Zwitserland. Kind 2 had echter ook een volmacht (kind 1 stelt dat hij dat niet wist).
Eind mei 2008 is kind 1 naar Zwitserland gegaan en hij heeft op 30 mei 2008 opdracht gegeven aan de Zwitserse bank om het saldo van € 643.497,- over te boeken naar een rekening van hemzelf en die van zijn echtgenote. Na de overboeking is de rekening van erflaatster opgeheven.
Volmacht betekent nog geen schenking
Het Hof Den Haag overweegt dat het feit dat kind 1 een volmacht had om over de rekening te kunnen beschikken geen antwoord geeft op de onderliggende rechtsvraag, namelijk de vraag of het bedrag van € 643.497,- door de erflaatster aan hem is geschonken.
Naar het oordeel van het hof rust op kind 1 de bewijslast om te bewijzen dat erflaatster hem € 643.497,- heeft geschonken, te meer omdat hij zelf naar Zwitserland is gegaan en zelf het bedrag van € 643.497,- aan zichzelf en zijn echtgenote heeft overgeboekt. Tijdens de zitting heeft kind 1 verklaard: “Mijn moeder was thuis in financiële zaken. Ook in 2008 was zij in staat daarover te spreken.”.
Eigenmachtig zonder recht of titel
Het hof overweegt: nu kind 1 zelf verklaart dat erflaatster thuis was in financiële zaken is het opmerkelijk dat erflaatster niet zelf de opdracht heeft gegeven om het bedrag van € 643.497,- aan kind 1 over te boeken of enig geschrift te onderteken waarin staat dat zij het bedrag van € 643.497,- aan kind 1 schenkt. Uit geen enkel schriftelijk stuk opgesteld of ondertekend door erflaatster volgt dat zij aan kind 1 het bedrag van € 643.497,- heeft geschonken. Het hof is van oordeel dat op basis van de gestelde feiten zelfs het begin van bewijs van de schenking niet is aangetoond door kind 1. Het hof is van oordeel dat kind 1 eigenmachtig zonder recht of titel het bedrag van € 643.497,- van de rekening van erflaatster heeft afgehaald.
Opzettelijke verzwijging
Volgens het hof is sprake van opzettelijke verzwijging van het bedrag van € 643.497,-. Tijdens de zitting heeft kind 1 verklaard: “Ik ben vervolgens naar Zwitserland gereden en ik heb het geld van de Zwitserse rekening over laten maken naar twee andere rekeningen in Zwitserland. Beide op naam van mijn vrouw en mij. Dit overmaken ging zonder enig probleem nadat ik mijn volmacht had getoond. Ik wijs erop dat niet alleen ik over een volmacht beschikte maar ook mijn zoon. (…) Nadat mijn moeder overleden was in september 2008 heb ik in oktober 2008 een telefoongesprek gehad met kind 2. Ik heb toen niet over de Zwitserse bankrekening willen spreken. Het kan zelfs zijn dat ik gezegd heb dat ik daar niets van af wist. Ik vond dat kind 2 met de schenking niets te maken had;”.
Kind 1 beroept zich weliswaar op een schenking door zijn moeder, maar het hof overweegt dat van een schenking niet is gebleken. Onder deze omstandigheden had kind 1 direct melding moeten maken aan kind 2 van de door hem gestelde “schenking” hetgeen hij niet heeft gedaan. Bijna een jaar later meldt hij de “schenking”, waardoor de omvang van de nalatenschap in zijn ogen minder bedroeg dan die volgens kind 2 zou moeten zijn. Daarmee staat vast dat kind 1 op enig moment heeft geprobeerd een goed opzettelijk buiten de verdeling te houden. Daaraan doet niet af dat het bestaan van de Zwitserse rekening bekend was aan kind 2, hoewel hij niet op de hoogte was van de omvang daarvan. Dat kind 1 later tot inkeer is gekomen en de vordering heeft gemeld aan kind 2 doet de sanctie niet vervallen; het gaat er immers om dat hij geprobeerd heeft op enig moment de vordering buiten de verdeling te houden. De handelwijze van kind 1 in deze vindt het hof onrechtmatig en alle gevolgen daarvan dienen voor rekening en risico te komen van kind 1.
Verbeurte van zijn aandeel
De wet bepaalt in artikel 3:194 lid 2 BW dat een deelgenoot die opzettelijk een tot de gemeenschap behorend goed verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, zijn aandeel in dat goed verbeurt aan de andere deelgenoten. Kind 1 verbeurt zijn aandeel in het bedrag van € 643.497,- dan ook aan kind 2.
Hoge Raad
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bekrachtigd (uitspraak van 31 maart 2017, te vinden via ECLI:NL:HR:2017:565), voor zover daarbij werd geoordeeld dat kind 1 opzettelijk het bestaan van een bankrekening van erflaatster in Zwitserland heeft verzwegen voor kind 2 en daarmee het volledige saldo heeft verbeurd aan kind 2.
Mynke Warnink